Ovaal vs rechthoek in het rond haken
Als je start met een lossenketting, en daarna aan de andere kant verder gaat, heb je een ovaal. Althans, al naargelang hoe je je meerderingen zet. Je kan immers er ook prima een rechthoek van maken. Het is maar nét hoe je na die eerste toer verder gaat.
In dit voorbeeld haakte ik als volgt:
TOER 1: 7 l. 1 v in de 2de l vanaf de naald. 1 v in elk van de volgende 5 l. 3 v in de laatste l. Ga verder aan de andere kant van de lossenketting. 1 v in elk van de volgende 4 l. 2 v in de laatste lus.
Deze 2 laatste v, vormen samen met de allereerste vaste de 3 v aan deze zijkant van de ovaal of rechthoek.
Het aantal lossen dat je haakt, bepaald de breedte van het lapje. Wil je een lang en smal lapje haken, dan maak je dus véél lossen in die eerste ketting.
De tweede toer bepaalt of je lapje er rechthoekig of vierkant zal uitzien.
Bij een rechthoek meerder je 4 keer 3 v (in totaal +8 steken per toer), bij een ovaal meerder je 6 keer 2 v (in totaal +6 steken per toer)
Je meerdert daar waar je in de eerste toer 3 v in de hoek hebt. Dus de 3 vasten die je in de laatste lus deed, en de laatste 2 vasten en de eerste vaste van de toer (samen).
Voor een rechthoek:
TOER 2: 3 v in de eerste v, 5 v, 3 v in de volgende v, 1 v, 3 v in de volgende v, 5 v, 3 v in de volgende v, 1 v
Voor een ovaal:
TOER 2: 2 v in de eerste v, 5 v, 2 v in de volgende 3 v, 5 v, 2 v in de volgende 2 v
In de derde toer wordt er op dezelfde manier gemeerderd:
Bij een rechthoek 4 x 3 v, bij een ovaal 6 x 2 v. Je zal merken dat bij een rechthoek het aantal steken tussen de meerderingen steeds groter wordt, terwijl het in de ovaal steeds gelijk zal blijven.
Voor een rechthoek:
TOER 3: 1 v, 3 v in de volgende v, 7 v, 3 v in de volgende v, 3 v, 3 v in de volgende v, 7 v, 3 v in de volgende v, 3 v, 3 v in de volgende v, 2 v
Voor een ovaal:
TOER 3: 1 v, 2 v in de volgende v, 5 v, *1 v, 2 v in de volgende v*, haak van * tot * 3x, 5 v, *1 v, 2 v in de volgende v*, haak van * tot * 2x
Ook in de vierde toer haak je op deze manier verder:
Voor een rechthoek:
TOER 4: 2 v, 3 v in de volgende v, 9 v, 3 v in de volgende v, 5 v, 3 v in de volgende v, 9 v, 3 v in de volgende v, 3 v
Voor een ovaal:
TOER 4: *1 v, 2 v in de volgende v, 1 v*, 5 v, *1 v, 2 v in de volgende v, 1 v*, haak van * tot * 3x, 5 v, *1 v, 2 v in de volgende v, 1 v*, haak van * tot * 2x
Lang verhaal kort…
Bij een rechthoek heb je dus telkens de 3 v die de meerdering uitmaken recht boven elkaar staan. Hij valt immers telkens in de middelste van de 3 v. Dat kun je duidelijk zien in je werk.
Bij een ovaal meerder je zoals bij een cirkel (en dus zoals bij de meeste amigurumi), maar dan per zijkant telkens de helft (3 keer). Je krijgt daardoor 2 halve maanvormen aan beide zijkanten. Dat maakt het geheel ovaal.