Zo vermijd je dat de vulling door je haakwerk piept.
“Help, je ziet de vulling door mijn knuffel. Wat kan ik daar aan doen?”
Dit is een vaak voorkomende vraag bij beginnende (en soms zelfs meer gevorderde) amigurumi-hakers.
Vaak wordt als oplossing aangedragen de vulling in een (gekleurde) pantysok te stoppen. Of zelfs om donkerkleurige vulling te gebruiken.
In weze is het “lelijkheidsprobleem” daarmee wel een béétje verholpen, maar het onderliggende probleem niet. Er kunnen meerdere redenen zijn waardoor je je vulling door je knuffel ziet. Redenen die meestal vrij gemakkelijk op te lossen zijn. Je hoeft dus helemaal niet op zoek te gaan naar een knalgele panty om je vulling in te stoppen :).
Hieronder de meest voorkomende fouten.
Het verkeerde garen gebruiken.
Wanneer je een sjaal gaat haken, dan denk je meestal toch na welk garen je zal gebruiken. Het moet zacht zijn, gemakkelijk wasbaar, en graag ook nog een beetje lief voor je portemonnee.
Veel beginnende amigurumi-fanaten, denken bij het maken van hun eerste knuffel veel minder na of het garen dat ze gebruiken wel zo geschikt is. Een restje, dat nog in de naaibak van oma lag, is ideaal voor zo’n klein projectje.
Toch is niet elk garen even geschikt voor knuffels. Zo hebben 100% acrylgarens nogal de neiging om uit te rekken. Da’s niet zo erg voor een dekentje, maar wél als je een knuffel maakt. Want door dat uitrekken komt er meer ruimte tussen de steken, en dus… meer gaten in je knuffel. Zeker als je het ook nog eens combineert met fout nummer 2 😊.
De allerfijnste garens voor amigurumi zijn dus garens die niet al te veel oprekken. Katoen, of katoen-acryl mixen zijn daarvoor ideaal.
De haaknaald is te groot.
Op een bolletje wol staat altijd aangegeven voor welke dikte van haaknaald deze geschikt is. Je zou dus, logischerwijs, denken dat iets midden tussen de aangegeven dikte perfect is. Toch is dat niet zo. Knuffels haak je best met de kleinst aangegeven naald (of zelfs nog een ietsiepietsie kleiner, als je los haakt). Haakkatoen zoals Catania, haak je daarom best op een 2,5 mm als je een knuffel haakt, maar op een 3,5 mm als je een truitje gaat maken.
Gebruik je een te grote naald, dan zijn je steken te los, en dan komt de vulling doorheen je knuffel piepen.
Op deze foto zie je zeer duidelijk de ruimtes tussen de steken, waardoor de vulling zichtbaar wordt. Dit is niet de bedoeling!
Te veel opvullen.
Je leest nog vaak: “vul het onderdeel stevig op”. En stevig, da’s goed, maar je moet natuurlijk ook niet overdrijven. Vul je knuffel dus ook niet zo hard op dat je de steken oprekt. Vul je te veel, dan kan je het haakwerk gaan vervormen. Je amigurumi is dan niet meer zo mooi. Kwalitatieve vulling verliest niet zo veel veerkracht, en zal zelfs na een wasbeurt nog even fluffy zijn als tevoren.
Hoe je perfect opvult, kun je hier lezen. En als je altijd problemen hebt met kleine armpjes, dan geef ik je graag ook een paar trucjes mee.
En wat dan met die panty?
In de meeste gevallen is het helemaal niet nodig om vulling in een panty te stoppen.
Haak je een knuffel voor een pasgeboren baby’tje, dat bij de baby in bed zal liggen? Doe het dan wel! Zo ben je 100% zeker dat die kleine vingertjes de vulling niet doorheen de gaatjes kunnen trekken. Hetzelfde geldt voor katten- of hondenspeelgoed.
Gebruik je verzwaringsmateriaal, zoals granulaat, dan doe je die best ook eerst in een panty. Deze korreltjes zijn immers zo klein, dat ze wel doorheen de gaatjes kunnen komen piepen.