De zaadsteek, beter bekend als de “seed stitch”, is één van de eenvoudigste texturen die er is. Het bestaat uit vasten en stokjes afgewisseld. Keisimpel, en geeft een superleuk gevoel aan je haakwerk. Dit is echt héél erg leuk voor een eenvoudig dekentje bijvoorbeeld.
Hoe gaat het in zijn werk?
De eerste rij
Je start het best met een lossenketting van een veelvoud van 2 + 1. Dat moet je zéker doen wanneer je deze steek in het rond haakt, maar ook als je in rijen haakt is dit het makkelijkste aantal.
Haak in de 2de l vanaf de naald een vaste.
Soms zie je ook weleens dat er wordt gestart met een vaste in de 4de l. Dit vind ik zelf een minder mooie techniek, omdat de eerste 3 l dan als stokje worden aanzien. En da’s altijd minder mooi dan een echt stokje ;).
Haak in de volgende l een stokje.
Herhaal dit: haak in de volgende l een vaste, en in de l erna een stokje. Doe dit voor alle volgende steken. Je laatste steek is, als je een herhaling van 2 + 1 hebt gebruikt, een stokje.
De tweede rij
Haak 1 l, en keer het werk.
De laatste steek van de vorige rij was een stokje.Je haakt nu op elke vaste van de vorige rij een stokje, en op elk stokje een vaste. Je wisselt de steken dus steeds af.
Dat wil zeggen dat de eerste steek die je nu moet maken, weer een vaste is.
De volgende is dan een stokje. Die komt in de vaste van de vorige rij.
Herhaal dit weer over de volledige rij. Je laatste steek is weer een stokje.
De volgende rijen
De volgende rijen haak je hetzelfde als rij 2. Haak 1 l en keer het werk. Haak daarna afwisselend 1 v en 1 st tot aan het einde van de rij.