De stiksteek gebruik je als je een mondje (of iets anders) moet borduren dat geen lange “overslagen” mag bevatten. Als je bijvoorbeeld voor een kindje een knuffel maakt, dan wil je dat de geborduurde delen stevig vast zitten.
In dat geval gebruik je een stiksteek. Je werkt van rechts naar links.
Zo doe je dat:
Steek je borduurnaald van binnen naar buiten, één steek verder dan het uiterste punt van je borduurwerk.
Steek nu terug, van buiten naar binnen, in het uiterste punt van je borduurwerk. Steek je naald 2 steken verder terug naar boven. Daarmee zit de draad aan de bovenkant midden tussen beide punten waar je borduurnaald zit.
Trek de draad voorzichtig door. Steek nu de borduurnaald weer in in het punt waar je draad is uitgekomen.
Steek je draad opnieuw door 2 steken verder naar buiten. Dat is dus 1 steek vanaf het draadje geteld.
Ga zo door tot je het uiterste punt aan de andere kant hebt bereikt.
Nu moet je de laatste steek nog afwerken. Steek je borduurnaald één steekje terug weer naar binnen (daar waar de draad voor het laatst naar boven is gekomen). Hiermee is je volledige borduurwerk afgerond.
Werk nu de uiteinden van de draad aan de binnenkant weg.